De paradox van het Nederlands

Het restaurant waar ik kort geleden zat in het gezelschap van een verstandige en mooie vrouw, bevindt zich schuin tegenover het oude Justitiepaleis. 

Daarvan verkondigde mijn onderwijzer halverwege de jaren 1960 dat wij het “Gerechtshof” moesten noemen. Over de “Boerentoren” mochten we het evenmin hebben, alleen over “het Torengebouw”. 

Ik stam uit de tijd toen Nederlands keurig en algemeen beschaafd hoorde te zijn. Compromissen ter zake waren uit den boze. Datzelfde schooljaar leerden we ook nog “je” en “jij” gebruiken in plaats van “ge” en “gij”. 

Tante Sidonie veranderde haar naam in Sidonia en Wiskes pop Schalulleke heette opeens Schanulleke met een “n”. 

Ik lette goed op in de les en ik dweepte met Suske en Wiske. Daar komt bij dat mijn ouders buitengewoon taalvaardige mensen waren. Mijn moeder las mij voor uit door Nederlanders vertaalde kinderboeken en weldra zelfs uit Jules Verne.  

Ik herinner mij levendig Hier spreekt men Nederlands, het dagelijkse taalprogramma op de televisie met de Leuvense professor Joos Florquin en zijn sidekicks Fons Fraeters en Annie van Avermaet – al was het vooral hun sprekende hond die mij boeide. 

Of die hond een naam had, weet ik niet meer. Wel dat hij met de stem van Florquin zèlf sprak en dat zulks mij niet stoorde. Ook in zijn mensengedaante klonk de professor als een goedaardige Mechelse herder. 

Met het oog op het ideologisch evenwicht was er op de radio dan weer Voor wie haar soms geweld aandoet, “taalwenken door doctor Marc Galle”. Die Marc Galle is, geloof ik, nadien nog even minister geweest voor de socialisten. Zijn wenken gaf hij alle dagen omstreeks het ontbijt.  

Dit maar om te zeggen dat ik mij, in wat intussen “standaardtaal” heet, altijd goed uit de slag heb getrokken. Vooral in haar geschreven vorm dan, want als ik ze spreek, doe ik dat met een onmiskenbaar Antwerps accent. 

Meer dan eens dacht ik aan dictielessen om te leren spreken als Julien Schoenaers of radiojournalist Jef Lambrecht. Maar helaas.       

Wat nu “tussentaal” heet, werd in mijn jonge tijd al veel gebezigd en door sommige schrijvers aangewend als literair middel. Druk begon men zich er pas over te maken zodra de commerciële televisie van start ging en ook bij de openbare omroep de teugels van de taalverzorging werden gevierd. 

In dat verband wijst de beschuldigende vinger van vele taalpuristen in de richting van de vaderlandse soaps Thuis en Familie. 

Niet onterecht, maar niets is mooier dan een acteur je tekst horen zeggen. Daarom – en ook voor het geld – heb ik zeven jaar lang dialogen voor Thuis geschreven. Tot ik om onduidelijke redenen niet meer mocht meedoen.  

(Ik weet intussen dat er altijd onduidelijke redenen zijn om je iets te beletten waar je beter in bent dan de meesten.) 

Maar spijt of schuldgevoel? Jamais de la vie. Als de Vlaamse dialogen van pakweg Hugo Claus kunst zijn, zo ook dan mijn lijnen voor Frank en Simonneke (al begrijp ik nog altijd niet waarom de naam van dat laatste personage met twee “n”-en wordt geschreven).   

Grote smiley. 

Personages laten spreken in een sowieso gestileerde taal die het reële spraakgebruik van mensen benadert, heeft mij mateloos geboeid. Niet meer, niet minder. 

Ik ben en blijf een fel voorstander van algemeen Nederlands. Het is mijn taal. En toch, tegelijk, een aangeleerde, tweede taal. Tegen mijn kat spreek ik Antwerps.

Wil je meer kronieken lezen?

Klik op onderstaande knop om terug naar het overzicht van de kronieken te gaan.

Ben je al geregistreerd voor Bij de Hand?

Registreer je snel via onderstaande knop en je ontvangt Bij de Hand, Wijkkrant Historisch Centrum driemaandelijks in je e-mailbox. Daarnaast ontvang je ook onze agenda met tips over de maandelijkse activiteiten in het historisch centrum van Antwerpen.

Ben je al geregistreerd?
Dan hoef je niet opnieuw te registreren. Je ontvangt automatisch de wijkkrant in je e-mailbox.